In onze boeken houden wij een pleidooi om in het werk en in onze organisaties ruimte te maken voor de ziel. Vanuit bezieling verbinden mensen zich dieper aan elkaar en aan de organisatie. Bezieling voedt onze dromen en onze visie, het zorgt voor richting en identiteit, het drukt zich uit in vakmanschap en kwaliteit en het brengt de klant vol in het vizier. Bezielde mensen en organisaties zijn vitaal, creatief en innovatief, ze klampen zich minder vast aan materiële zekerheden en zijn beter in staat zich aan te passen aan de steeds veranderende eisen van de tijd. Vroeg of laat stel je je als lezer daarbij natuurlijk de vraag: `Wat is dan mijn bezieling? En welk werk past daar dan bij?’. Een vraag die je je ook als organisatie kunt stellen: `Wat drijft ons nu ten diepste? En welke producten en diensten horen daar dan bij?’. In dit artikel gaan we dieper in op hoe je antwoord kunt vinden op deze vragen.

De moed hebben om te zoeken
De vraag naar de bron van onze motivatie kennen we waarschijnlijk allemaal wel. Bij de een komt hij omhoog na een langdurige vakantie als het werken weer begint, bij een ander knaagt hij aan je in periodes van te hard werken, en bij weer een ander zeurt hij eigenlijk voortdurend in ‘the back of the mind’. Het is een vraag waar we vaak mee worstelen, die we neigen te omzeilen, weg te drukken of te negeren. Soms gaan we er ineens vol mee aan de slag, lezen er een goed boek erover, of vullen een test in op internet zonder dat we echt antwoord krijgen, maar vervolgens leggen we hem net zo gemakkelijk weer op onze plank.
Velen onder ons lijken ook wel bang te zijn voor het antwoord op deze vraag: `stel dat ik straks weet wat me bezielt, misschien moet ik mijn baan dan wel opzeggen, en ga ik dan wel iets anders vinden, kan ik dan nog wel rondkomen?’. Kortom de vraag brengt veel onzekerheid met zich mee en vraagt moed om hem toch te stellen.
Belangrijker dan het antwoord is de vraag
Wat de vraag extra lastig maakt is dat je er naar alle waarschijnlijkheid nooit een definitief antwoord op gaat vinden. Of je nu begin twintig bent of ergens voorbij de vijftig, het is een vraag die blijft terugkomen. Natuurlijk zal de vraag over het algemeen steeds subtieler worden, en zich verplaatsten van ‘wil ik nu ten diepste een kunstenaar zijn of ben ik toch meer een leraar?’, naar ‘maar wat voor soort kunstenaar of leraar wil ik dan zijn?’. Maar de zoektocht naar de ziel houdt nooit op.
Dat is misschien maar goed ook, want stel je maar voor dat je het definitief gevonden zou hebben. Zou dat niet de dood in de pot zijn en het leven ontnemen van al zijn glans en avontuur? Misschien is de vraag wel belangrijker dan het antwoord. Het is immers een vraag die openbreekt, die je uit je zogenaamde zekerheden laat stappen, je leeg en ontvankelijk maakt. Leeg en ontvankelijk voor steeds weer nieuwe, andere antwoorden. Een vraag die je bewust maakt van hoe snel je je laat overnemen door de triviale zaken van het leven, je laat regeren door wat anderen van je vinden of verlangen en door je angsten en je belangen.
In organisaties is het een vraag die je niet vaak genoeg kunt stellen aan elkaar, omdat het je werkelijk in verbinding brengt met elkaar en je bij de les houdt. Ook hier geldt, het proces, het zoeken, het bijstellen in de taal en de nuances van de tijd, de weg en de reis, is vele malen belangrijker dan de bestemming.
De taal van de archetypen
Een goed hulpmiddel bij het zoeken naar je bezieling is het denken in ‘archetypen’. De grote psycholoog Jung introduceerde dit begrip aan het begin van de vorige eeuw in combinatie met het begrip ‘het collectief onbewuste’. Volgens hem hebben wij als mensheid een soort van collectief geheugen waar wij allemaal op aangesloten zijn, en waarin kennis en ervaring opgeborgen liggen over de oerfuncties en de oerthema’s van de menselijke ervaring. Oerfuncties als de Koning, de Heelster, de Strijder, de Magiër en de Wijze vrouw. Oerthema’s als hoe om te gaan met de dood, de Ander, de gemeenschap, het lot en de liefde.
Die functies en thema’s zijn al zo oud als de mensheid en de kennis die we er over hebben vergaard wordt verteld in de mythen, verhalen en sprookjes die generatie op generatie overgedragen zijn en in deze tijd ook terugkeren in het medium van film en televisie.
Deze archetypen, zou je kunnen omschrijven als de ‘muzen’ die ons al zo lang als wij als mensheid bestaan inspireren en waar wij ons als individu als het ware op kunnen inpluggen. Zo herkent bijna iedere moeder wel dat in het moment dat zij moeder werd ze bijna instinctief wist wat zij wel en niet moest doen, alsof ze ineens in een oeroude lijn van moeders kwam te staan. Zo kun je dat ook ervaren op het moment dat je voor het eerst gaat zitten in de stoel van de leider, van de Koning Dat je ineens toegang lijkt te krijgen tot een bovenpersoonlijke bron van kennis en ervaring, in dit geval over wat goed leiderschap behelst. Alsof iets anders in jou het overneemt en jou leidt bij dat wat je te doen staat.
Het ontdekken van je archetype
Een prachtige vraag om bij die bovenpersoonlijke bezieling van de archetypen te komen is de volgende: “stel je voor dat je ergens in de oertijd met de stam waar jij toe behoort rondom het vuur zit, wie ben jij dan in die stam, wat is jouw functie in die stam?”. Of: “laten we eens aannemen dat je een paar duizend jaar later je leven leeft in een middeleeuwse stad, wie was je daar en welke plek nam jij daar in?”.
Een andere, goede manier om je archetype te ontdekken is door terug te kijken in je biografie naar die momenten waarin jij je het meest in je element hebt gevoeld. Ga daarbij vooral ook terug naar je kindertijd: wat deed jij toen als vanzelf, waar werd jij als kind al door gegrepen, door welke activiteit, door welke verhalen, welke sprookjesfiguren, helden en heldinnen? Het archetypische dient zich namelijk vaak al vroeg aan in het leven, juist omdat het ego op jonge leeftijd vaak nog zo transparant is. Het verzet tegen ‘iets’ dat groter is dan je eigen ‘ik’ is bij kinderen minimaal of niet aanwezig. Zo wilde Yehudi Menuhin, die opgroeide in een bij uitstek amuzikaal gezin, voor zijn vierde verjaardag persé een viool hebben. Toen hij vervolgens een plastic speelgoed exemplaar kreeg, barste hij in tranen uit. Hij wilde immers koste wat kost een échte viool! En zo kennen we het verfilmde verhaal van die beroemde Ierse balletdanser, die als kind tegen alles en iedereen in niet mee wilde doen aan rugby en voetbal, zoals al zijn broers en vriendjes, en zich keer op keer als meisje verkleedde om mee te kunnen doen met het ballet.
Vaak ook komt het archetypische tot je op momenten dat de dingen misgaan en je in omstandigheden komt waar je anders nooit in komt, in crisissituaties in het bijzonder. Zo zou Ella Fitzgerald op 6-jarige leeftijd meedoen aan een talentenjacht voor dansers maar brak haar been, en schreef zich toen maar in voor het onderdeel zingen. Ze bleek een geweldige stem te hebben! En zo kennen wij een schrijver in onze vriendenkring die als kind zeer getalenteerd was als voetballer, maar op zijn negende een jaar gedwongen op bed moest liggen; daar begon zijn schrijverschap!
Een mooi voorbeeld over het vinden van je archetype betreft een man die werkte bij een onderdeel van de Belastingdienst en daar steeds maar weer in conflict raakte. Het laatste conflict had hem de das omgedaan. Zijn inzet was om nu eindelijk eens af te rekenen met die innerlijke verzetsstrijder, zodat hij in een vergelijkbare functie terug zou kunnen keren. Gaandeweg de sessies bleek echter dat het archetype van de strijder werkelijk bij hem hoorde, ook omdat hij in zijn vrije tijd zijn gehele leven met vechtsport bezig was geweest. Geboren met een hazenlip had de vechtsport hem als scholier het respect opgeleverd wat hem aanvankelijk ontbeerde. Zo nam het traject een verrassende wending. Hij ontdekte dat hij zich vooral diende vrij te maken van de reactiviteit die zijn loopbaan kenmerkte. Maar dat hij eigenlijk helemaal niet hield van het werk bij de Belastingdienst, en het zijn droom was om eigen ondernemer te worden en een vechtschool te beginnen. Hij begon zich toe te staan dat hij werkelijk een strijder was, in de goede zin van het woord, en daarmee kwam er veel energie in hem vrij. Enige jaren later had hij een bloeiende school in een grote stad, waarbij hij zich gaandeweg meer is gaan richten op de minder agressieve varianten van de ‘martial arts’, in het bijzonder op Aikido.
Archetypen in organisaties
De taal van de archetypen is ook goed toepasbaar op grotere gehelen zoals organisaties.
Hoe cultureel verschillend maatschappijen ook kunnen zijn, bepaalde collectieve oerfuncties vinden we over de gehele wereld en in alle tijden van de geschiedenis steeds weer terug. Elke samenleving kent de archetypische functie van orde- en rechtshandhaving, van gezondheidszorg, van landbouw, van wetenschap en onderzoek, van religie, etc. Het zijn deze archetypische processen waaromheen mensen zich verzamelen en organisaties vormen. Een vroeg voorbeeld van organisatievorming rondom collectieve oerfuncties, zijn de Romeinse ‘collegia’, in de Middeleeuwen voortgezet in het idee van ‘gildes’.
Wanneer een archetypische organisatie om de een of andere reden ophoudt te bestaan, zullen er als vanzelf nieuwe organisatievormen ontstaan die dezelfde archetypische functie weer op zich zullen nemen. Zo worden posterijen die dienden als overbrengers van een boodschap d.m.v. een brief, vervangen door internetproviders. Kerken die zin en betekenis brachten in het leven van de mens door yoga- en zelfhulpgroepen. En verzekeringsmaatschappijen door broodfondsen, waarbij zzp-ers in geval van ziekte instaan voor elkaar.
Zoals het individu als het goed is steeds dichter bij zijn archetype komt en zich steeds minder laat verleiden door andere impulsen en mogelijkheden, zo gaat het er in organisaties ook over om zo trouw mogelijk te zijn aan de eigen diepere, archetypische functie. Om als schoenmaker bij je leest te blijven. Als volksbank bijvoorbeeld (zoals de SNS destijds) je niet te begeven op de lucratieve markt van ‘mergers en acquisitions’, om er naar verloop van tijd achter te komen dat je bijna failliet bent op het moment dat die markt het even laat afweten. Of als bouwmeester/architect niet te zwichten voor de verleiding om ook aannemer te worden en je eigen ontwerpen zelf uit te gaan voeren.
Als het goed is, val je met het archetype wat jou als individu inspireert, min of meer samen met het archetype van je organisatie. Het is dit samenvallen wat ervoor zorgt dat je je diep verbonden zult voelen met je collega’s, je regelmatig het gevoel zult hebben dat je in je werk boven jezelf uitgetild wordt en je tot in je tenen verantwoordelijk zult voelen voor alles wat er zich in jouw organisatie afspeelt. Het maakt je werk tot een uiterst vervullende bezigheid, waar je jezelf maximaal in kunt uitdrukken. En het maakt organisaties tot bezielde en bezielende plekken, die op effectieve wijze betekenisvolle diensten en producten aanbieden voor hun klanten.
De ziel van de individuele mens is op zoek naar een organisatie met een ziel met een vergelijkbare archetypische kleur. Onze ziel zoekt naar een werkomgeving waarin we onze bezieling maximaal kunnen uitdrukken. We zoeken vaak onbewust naar een organisatie met een collectief archetype waarin ons individuele archetype zich ‘thuis voelt’. Of we ons thuis voelen op ons werk wordt niet in eerste instantie bepaald door de vraag of de cultuur en de sfeer je aanstaan, maar of het archetype van jouw ziel past bij de ziel van de organisatie. Voelen we ons ‘verwant’ met waar de organisatie in essentie voor staat? Het is dus raadzaam om niet alleen op zoek te gaan naar je eigen bezieling en archetype, maar je ook af te vragen welke organisatie archetypisch het beste bij je ziel past. Kan jouw archetype tot bloei komen in je huidige werkomgeving, past je ziel op deze plek? Dat geeft een fundamenteel inzicht in de ontwikkeling van je loopbaan en de keuzes die je maakt voor een bepaalde werkplek.
Voor onze ego’s als individuele werker, is het snelle verdwijnen van bestaande organisatievormen maar al te bedreigend omdat we vrezen voor onze baanzekerheid en ons comfort. Maar als we ons bewust zijn van ons archetype en onze bijbehorende zielskwaliteiten, dan kunnen we op zoek naar een nieuwe werkomgeving die archetypisch bij ons past. We kunnen ons bewust verder scholen al naar gelang onze bezieling en erop vertrouwen dat we een werkplaats vinden met een ziel die bij de onze past.
Bezieling gedijt bij rust en reflectie
Zoals eerder gezegd, bezieling uit zich in het doen, maar bezieling vind je niet in het doen. Zoals de Taoist het stelt, je vindt het juist in het ‘niet-doen’. In de leegte, de stilte, de openheid van geest (die overigens ook in de activiteit beoefent kan worden) kan de bezieling gevonden worden. Dat is waarom het één van de 10 geboden is: hou één dag in de week vrij voor Mij, vrij voor de ziel. Daarom is deze leegte, die zich ook letterlijk uitdrukt in lege tijd, in open tijd, in stille tijd, voor iedere organisatie en iedere leidinggevende die wenst te werken vanuit bezieling van levensbelang. Een leeg, open, stil moment in ieder proces dat doorlopen wordt, in ieder gesprek dat gevoerd wordt, in iedere vergadering, in ieder project, in iedere planning, in iedere dag, in ieder uur, in iedere minuut. Een moment van bewust aanwezig zijn, een moment van reflectie: waar doe ik het voor, wat beweegt mij?
Laat het daarom aan het begin van een vergadering eens even stil, stel de vraag die naar de ziel lijdt: waar doen wij het voor, wat beweegt ons? Begin alles zoveel mogelijk met die stilte en met die vraag, elk nieuw project, elk functioneringsgesprek, elke dag. Heb een agenda, maar zorg dat de agenda jou niet heeft, ben in de stof maar niet van de stof. Zorg dat er structureel lege tijd zit in jouw dag, jouw week, jouw jaar. Plan het van te voren in en maak het tot het meest heilige in jouw agenda, aan alles mag gesleuteld worden, maar niet aan deze tijd! Kom al of niet onder begeleiding van een buitenstaander met jouw team ook één keer per jaar bij elkaar zonder dat er een agenda is, niet omdat er iets gedaan moet worden, maar juist om samen ‘niet te doen’, om in alle rust en ruimte de bezieling uit te nodigen en te ervaren, en om alles wat daar wellicht onderweg tussen is komen te zitten, uit de weg te ruimen. Datgene waar ‘teamdagen’ in essentie voor bedoeld zijn!
In ‘Het licht en de korenmaat’ schrijf ik er over: ~na een paar jaar met elkaar gewerkt te hebben, begonnen we ermee, met zijn tweetjes en later met zijn drietjes, een paar dagen zonder agenda op de ‘hei’. We deden niet anders dan dit soort dagen te faciliteren voor anderen en wisten hoe belangrijk het was, maar om dat ook zelf te doen, zonder directe aanleiding, was voor ons toch ook een hele stap. De eerste keer zal ik daarom nooit vergeten. We hadden nog geen geld om iets te huren, maar waren welkom in de prachtige boerderij van collega’s van ons. Het werden drie gedenkwaardige dagen, waarin we onze visie op ons werk voor het eerst verder ontwikkelde dan zoals we hem aangereikt hadden gekregen van Jaap Voigt, onze leermeester. We namen er bijvoorbeeld de beslissing om voortaan alleen nog maar trainingen aan te bieden in organisaties, als mensen daar vrijwillig op in zouden kunnen tekenen, en ook wij vrij zouden zijn om mensen wel of niet toegang te verlenen. Sindsdien hebben we dit soort bijeenkomsten minimaal een keer per jaar georganiseerd, op de fijnste plekken, van de Veluwe, tot aan de Bretonse kust in Frankrijk. Meestal in het najaar, aan het begin van onze beleids- en planningscyclus.
Als je kijkt naar hoe dergelijke dagen zich opbouwen, dan zie je dat er wetmatigheden in zijn, die ook te herkennen zijn in de dagen die wij doorbrengen met teams uit organisaties. We moeten meestal eerst even leeglopen over alles wat er zich heeft afgespeeld voorafgaand aan het samenzijn. Vaak blijkt dan dat er een aantal punten in de persoonlijke of relationele sfeer opgelost moeten worden, wat wij onder het motto “het proces gaat voor de inhoud” altijd voorrang geven. Meestal komen daar weer aandachtspunten en vragen uit naar voren die het relationele overstijgen en van wezenlijk belang blijken te zijn voor het geheel. Daar praten we dan tot op een bepaald niveau over door, maar komen nooit tot een bevredigend antwoord, juist omdat dat antwoord stilte en loslaten nodig heeft.
Op dit belangrijke kantelpunt waarop we uitgepraat lijken te zijn, maar waar altijd weer blijkt dat het werkelijke gesprek begint, is er altijd weer de verleiding om ons bezig te gaan houden met nog wat onbelangrijke regelzaken. Maar uiteindelijk rijst dan toch die stilte en leegte in ons samenzijn op, hét moment waar wij voor gekomen zijn, en wat wij in het dagelijks bestaan anders nooit met elkaar kunnen ervaren. Meestal is dat het punt dat we naar buiten gaan, samen of op onszelf. Daar komen vaak diepere inzichten en wensen naar boven, maar het meeste gebeurd vaak in de nacht die daarop volgt. Heel vaak wordt één van ons wel wakker met een essentiële droom die voor ons allemaal is bestemd of met een in eerste instantie vaak wat vaag maar wel belangrijk gevoel. In deze doorgaans wat kwetsbare sfeer spreken we met elkaar door tot in de kern, en komen we vaak tot de meest bepalende beslissingen, dingen die we van te voren niet hadden kunnen bedenken, en waar we altijd weer opgewekt en dankbaar voor zijn. Zo leren wij elke keer weer dat deze dagen van leegte, waar we van te voren altijd weer van denken dat ze niet zo nodig zijn, het meest essentieel zijn van alles wat wij doen’.
Door: Marcel Favier en Hans Wopereis, auteur van ‘Bezieling werkt’ en ‘Het licht en de korenmaat’.
Prachtig en krachtig pleidooi voor lege momenten. Helpt mij op dit moment – hier en nu- ook verder.